De spijsvertering van het paard is gemaakt om de hele dag door kleine hoeveelheden vezelrijk voedsel te eten. Het grootste deel van het dieet van het paard moet daarom ruwvoer zijn dat de hele dag door beschikbaar is. Problemen in de spijsvertering kunnen ernstige gevolgen hebben. Niet alleen voor het maagdarmstelsel zelf maar speciaal ook voor de hoeven, die de barometer zijn voor de algehele gezondheid van het paard.
Verschillende manieren van spijsverteren
Er zijn twee manieren waarop dieren hun voedsel verteren. Dieren die herkauwen (koeien, geiten) verteren vezels (cellulose) met behulp van fermentatie door micro-organismen. Alle andere dieren, die niet herkauwen, inclusief de mens, verteren hun voedsel met behulp van enzymen. Het spijsverteringsstelsel van het paard is een combinatie van deze twee methoden. Paarden herkauwen hun voedsel niet en hebben een gedeeltelijk enzymatische spijsvertering. Om het hoofdbestanddeel van hun energie beschikbaar te maken zijn ze afhankelijk van cellulose fermenterende bacteriën.
De anatomie van het spijsverteringsstelsel
Het spijsverteringsstelsel van het paard bestaat grofweg uit twee delen. Het voorste deel bestaat uit de maag en de dunne darm waar enzymatische vertering plaats vindt. Het achterste deel bestaat uit de blinde darm (caecum) en dikke darm waar bacteriële fermentatie plaatsvindt. Om dit artikel niet al te lang en ingewikkeld te maken hieronder een beknopt overzicht van de spijsvertering van het paard...
De spijsvertering van het paard (anatomie) |
De spijsvertering
De mond
Het verteren van voedsel begint in de mond. Het paard bijt voedsel af en vervolgens kauwt hij er 70 tot 90x per minuut op. Tijdens het kauwen worden vele liters speeksel aangemaakt.
De maag
De gekauwde vloeibare voedselbrij gaat via de slokdarm naar de relatief kleine maag. De maag produceert maagzuur en heeft hierdoor een hoge zuurgraad (pH 1,5 tot 2). Het voedsel wordt in de maag met maagzuur vermengd en gedeeltelijk afgebroken en opgenomen. Hierna wordt de massa naar de dunne darm overgeheveld.
De dunne darmVerstoring van de spijsvertering
In de maag en dunne darm worden vooral de gemakkelijk verteerbare en oplosbare componenten zoals zetmeel, eiwit en vet verteerd. Met behulp van enzymen worden deze voedingsstoffen omgezet in melkzuren die vervolgens in de bloedbaan worden opgenomen. De zuurgraad van het voedsel wordt in de dunne darm geleidelijk aan geneutraliseerd tot ongeveer pH 7. De voedselbrij wordt hierna naar het achterliggende gedeelte van het spijsverteringskanaal getransporteerd.
De blinde darm
In de blinde darm of caecum (een groot soort zak van ongeveer 1 meter lang en 30 liter inhoud) wordt cellulose afgebroken (gefermenteerd) door bacteriën en omgezet in vetzuren die via de darmwand in de bloedbaan worden opgenomen. Vetzuren kunnen direct als brandstof worden gebruikt of worden opgeslagen in het lichaam voor later gebruik. Behalve energie in de vorm van vetzuren komen bij de fermentatie ook andere stoffen vrij zoals eiwitten, vitamines B en K en gassen en niet onbelangrijk: warmte.
Het paard maakt geen enzymen aan voor de vertering van cellulose. Al het verteringswerk van vezels wordt verricht door microben: triljoenen bacteriën en schimmels en protozoa (meer dan 400 soorten!) zijn constant bezig met het afbreken van moeilijk verteerbaar plantenmateriaal. Het paard is zeer afhankelijk van de samenwerking met de microben. De microben zijn op hun beurt afhankelijk van het paard dat hen een leefomgeving biedt. De micro-organismen kunnen alleen overleven en hun werk doen in een leefomgeving met een neutrale zuurgraad (pH 6,7).
De dikke darm
Na ongeveer 7 uur fermentatie in het caecum komt de brij in de dikke darm terecht. In de dikke darm wordt de bacteriële vertering van de vezels voortgezet. Ook hier worden de vrijgekomen voedingsstoffen via darmwand opgenomen in de bloedbaan. Vervolgens wordt ook het water uit de massa opgenomen.
De endeldarm
In het laatste deel van het darmkanaal, de endeldarm, wordt de laatste hoeveelheid water aan de massa onttrokken en wordt wat over is gebleven tot mestballen gevormd. Die komen er uit bij de anus.
Het voorste deel van de spijsvertering werkt met behulp van enzymen. Het achterste gedeelte van de spijsvertering werkt met microben en is alleen geschikt om vezels te verteren. Als andere voedingsstoffen dan vezels in het caecum en de dikke darm terecht komen wordt de leefomgeving van de microben verstoord en sterven ze af.
Als het paard meer suiker en zetmeel eet dan het eerste deel van de spijsvertering in staat is te verwerken zullen onverteerde resten van deze onverteerde voedingsstoffen doordingen tot het achterste deel van het darmsstelsel. Het aantal melkzuur bacteriën in caecum en dikke darm neemt dan toe en hiermee ook de zuurgraad. De microben die verantwoordelijk zijn voor de fermentatie van vezels sterven door de verhoogde zuurgraad af en ook de darmwand wordt aangetast door de lage pH. De dood van de micro-organismen zorgt voor het vrijkomen van gifstoffen. Hoefbevangenheid (inflammatie en afscheuren van de lamellen) is een reactie van het lichaam op deze gifstoffen.
Acuut of chronisch?
We kennen allemaal het bijna spreekwoordelijke voorbeeld van het paard dat in de voerschuur is beland. Hij propte zich vol met vele kilo’s graan en biks en raakte vervolgens acuut hoefbevangen. De suikers en zetmeel in het graan maakten dat de bacteriën in de achterste darmen afstierven. De gifstoffen die hierbij vrij kwamen zorgden voor een acute inflammatie van de lamellen en de hoefwand liet los.
Je denkt: Dat overkomt mij niet, en je hebt gelijk.
In de praktijk zal de invloed van een verstoorde darmflora op de gezondheid van de hoef vaker een sluipend en chronisch proces zijn. Dit is waarschijnlijk één van de grootste redenen waarom zoveel paarden niet zonder hoefijzers kunnen.
Veel paarden die op een ‘normaal’ dieet van paardenvoer en gras gehouden worden zullen in veel gevallen elke dag iets te veel suiker en zetmeel binnenkrijgen. De spijsvertering en darmflora zal chronisch een beetje verstoord zijn en het spijsverteringsstelsel zal een licht verhoogde pH waarde hebben. Veel paarden hebben hierdoor altijd last van een lage dosis gifstoffen in hun systeem. Het gevolg kunnen moeilijk te herkennen vage klachten zijn, maagzweren, gedragsproblemen en gevoeligheid van de hoef.
De hoeven en kroonrand zullen soms warm aanvoelen door lichte inflammatie. Hoeven vertonen regelmatig horizontale randen of, in witte hoeven, roze plekken. De witte lijn is iets opgerekt. Er kan sprake zijn van flare. Het probleem is dat we gewend zijn aan het uiterlijk van de hoeven en geen aanleiding hebben om te denken dat er langzaam maar zeker iets mis aan het gaan is. Tot de lamellen zo verzwakt zijn dat op een slechte dag het paard hoefbevangen staat. De situatie lijkt dan acuut terwijl het onderliggende probleem al jarenlang chronisch aanwezig was.
Langzaam maar zeker wordt de niet-acute invloed van voeding op de hoeven meer herkend. Verschillende benamingen doen de ronde: LGL (Low Grade Laminitis) SCL (Sub Clinical Laminitis).
Voeding en hoeven in de praktijk
Is je paard gevoelig op harde ondergrond? Is je paard gevoelig na een redelijk korte bekapping? De oorzaak is veelal de hoeveelheid suikers en zetmeel in de voeding. Steeds meer mensen voeren steeds minder (graan-) brok en meer ruwvoer (inclusief lucerne en bietenpulp).
Blijf niet hangen in het idee dat je paard biks en muesli zo lekker vindt of dat hij niet zonder kan. Paarden die mager worden zonder krachtvoer hebben (nog) niet de juiste darmflora om cellulose effectief om te zetten in vetzuren. Dit probleem is veroorzaakt door krachtvoer, en dus geen oplossing! Er zit meer dan genoeg energie in ruwvoer als je paard het er uit weet te halen. Door de tijd te nemen om de microben in het paard zich te laten aanpassen en eventueel probiotica te geven kan vrijwel ieder paard op een ruwvoer dieet prima op gewicht blijven en presteren.
Verander het dieet van je paard geleidelijk. Micro-organismen in de darmen hebben tijd nodig zich aan te passen aan ander voer.
Ook gras en hooi kunnen te veel suiker bevatten om de spijsvertering optimaal te laten werken. Het is dus belangrijk om hooi te laten testen op suiker gehalte en eventueel het grazen te beperken door middel van bijvoorbeeld stripbegrazing of een beperking in aantal uren op de wei. Hou het grazen extra in de gaten op zonnige dagen (Zie de fructaanindex van Hoefnatuurlijk).
De hoeveelheid suikers en zetmeels die een paard aan kan verschilt van paard tot paard. Sommige paarden met gevoelige hoeven verbeteren zichtbaar zodra ze van weidegras overgegaan zijn op hooi. Andere paarden kunnen prima op de wei zonder hoefproblemen te krijgen.
Ook het tempo waarop paarden eten speelt een rol. Sommige paarden zijn zelfregulerend en grazen niet meer dan hun spijsvertering tegelijk aan kan. Anderen zijn echte lekkerbekken of vreetzakken. Na een dag op de wei kun je bij die dieren soms aan de rechterflank het caecum letterlijk zien uitpuilen. Paarden kunnen geirriteerd reageren op aanraking in dit gebied. Voor deze chronische overeters kunnen een graaskorf of slowfeeder een oplossing bieden.
Helder artikel en goed om te verwijzen ook naar HN van Paardnatuurlijk.
BeantwoordenVerwijderenMyriam